ALS
Excel
Excel
ALS - Voorwaardelijke opmaak - EN - Combinatie ALS/EN
De ALS-functie laat je een controle uitvoeren en een resultaat teruggeven afhankelijk van het antwoord (waar of niet waar).
De ALS-functie helpt je dus keuzes maken in Excel.
Je stelt een vraag (bijvoorbeeld: Is het cijfer groter dan 50?) en Excel geeft een antwoord: "Ja" of "Nee".
Dit is handig om snel te zien wie bijvoorbeeld geslaagd is of wat je moet doen als een waarde aan een bepaalde voorwaarde voldoet.
De formule ziet er zo uit:
=ALS(voorwaarde, waarde-als-waar, waarde-als-onwaar)
Voorwaarde: De vraag die je Excel wilt laten beantwoorden, bijvoorbeeld "Is het groter dan 50?".
Waarde-als-waar: Wat Excel moet tonen als het antwoord "Ja" is, bijvoorbeeld "Geslaagd".
Waarde-als-onwaar: Wat Excel moet tonen als het antwoord "Nee" is, bijvoorbeeld "Niet Geslaagd".
Dus de ALS-functie werkt volgens het principe:
Als een waarde voldoet aan een voorwaarde, voer dan actie A uit.
Als dat niet zo is, voer actie B uit.
Je hebt een lijst met cijfers van je klas en wilt weten wie geslaagd is. Een leerling is geslaagd als het cijfer 50 of hoger is.
Open een nieuwe Excelmap en sla dit bestand op onder de naam Oefening - ALS - Naam - klas
Benoem het werblad "Resultaten"
Maak deze Kolommen in rij 1 :
A: Naam leerling
B: Uitslag oefening
C: Geslaagd?
D: Percentage geslaagd
E: Aanwezigheid
F: Grote onderscheiding
Om de kolombreedte aan te passen selecteer je al de kolommen waar je de breedte van wilt aanpassen in dit geval A tot en met F en klik je op je rechtermuisknop.
Hier ga je naar "kolombreedte"
Deze zet je op 20pt
Vul nu kolom A in met 10 namen, je mag zelf namen hiervoor verzinnen.
Verander de celtype van B2 - B11 naar Percentage
Vul dan kolom B in met uitslagen, je mag zelf kiezen welke uitslag dat je geeft, maar je hebt er enkele nodig boven de 90% en onder de 60%
In kolom E mag je dan "Altijd aanwezig" invullen of "Niet altijd aanwezig", ook hier mag je zelf invullen wie wel of niet aanwezig was.
Je werkblad zou er gelijkaardig moeten uitzien als hieronder.
Gebruik absolute en relatieve verwijzingen: Door $ te gebruiken in $C$2 blijft de cel met de drempelwaarde vaststaan wanneer je de formule naar beneden sleept.
Vul in cel C2 de drempelwaarde in, bijvoorbeeld 60%.
Klik in cel D2 en typ de formule:
=ALS(B2>=$C$2,"Geslaagd","Niet geslaagd")
Druk op Enter en sleep de formule naar beneden om de rest van de leerlingen te evalueren.
Resultaat:
Leerlingen met een percentage gelijk aan of hoger dan 60% krijgen “Geslaagd”.
Leerlingen met een lager percentage krijgen “Niet geslaagd”.