Kawaii
Wat is dat?
Vandaag ontdek je wat Kawaii betekent.
Je leert hoe emoties en vormen samenwerken om iets schattig en vriendelijk te maken.
Kawaii gaat over eenvoud, kleur en gevoel.
uitleggen wat Kawaii betekent;
herkennen wat iets Kawaii maakt;
emoties tonen met eenvoudige vormen;
een eigen Kawaii-figuur tekenen met zachte kleuren.
Vandaag duik je in een superleuk thema: Kawaii!
Maar wat betekent dat nu precies?
Kawaii (spreek uit: ka-waj-ie, met een dubbele i) is een woord uit het Japans.
Het betekent: schattig, lief, mooi en een beetje onschuldig.
Denk aan dingen die er klein, vriendelijk en kindlijk uitzien.
Kawaii ontstond in Japan in de jaren ‘60 en verspreidde zich snel in de popcultuur over de hele wereld:
in speelgoed
in tekenfilms en games
in kleding
in eten
in reclameposters en zelfs op treinstations!
Misschien ken je al bekende Kawaii figuren zoals:
Hello Kitty of andere Sanrio-personages zijn het bekendste en wat dichter bij huis ken je waarschijnlijk wel het nederlandse Nijntje van Dick Bruna.
www.sanrio.com
www.nijntje.nl
Veel kawaii illustraties hebben dezelfde kenmerken:
Grote hoofden
Ronde, schattige ogen
Eenvoudige vormen
Pastelkleuren
Zachte, vrolijke uitstraling
Weinig details in het gezicht namelijk alleen ogen en een klein mondje
Kawaii draait dus om een gevoel.
Als je het ziet en meteen denkt “Aaah wat schattig!”. Dan is het kawaii.
https://palmpals.com/
Schattige figuurtjes worden ook heel bewust gebruikt in reclame.
Waarom? Omdat schattig verkoopt.
Kawaii trekt aandacht en maakt een product liever en leuker.
Denk maar aan:
Mode met figuurtjes
Telefoonaccessoires
Snoepverpakkingen
Posters en mascottes in het straatbeeld
Kawaii is dus niet alleen lief, maar ook een sterk communicatiemiddel!
C&A - Cinnamoroll - sweatshirt
Wat ook typisch is voor Kawaii is leven geven aan dingen die normaal geen emoties hebben, zoals een wolkje, een potlood of een sushirolletje. Door deze een schattig gezicht te geven maak je ze levend.
Je gaat nu echt aan het werk!
Een kawaii-personage herken je vooral aan het gezicht.
De ogen, neus en mond laten zien hoe het personage zich voelt.
Door deze onderdelen anders te plaatsen, dichter bij elkaar, verder uit elkaar, hoger of lager.
Krijg je andere emoties en andere types personages.
Kawaii is simpel. “Less is more.”
Je start met één vorm, bijvoorbeeld een cirkel, een ovaal of misschien een vierkant met ronde hoeken.
Durf te experimenteren! Zo maak je je eigen stijl.
Dit zijn de belangrijkste regels:
Alles dicht bij elkaar en in het midden van het gezicht maakt het personage super schattig.
Horizontaal naast elkaar ziet het er zacht en lief uit. Dus de ogen en mond op ongeveer één denkbeeldige lijn.
Ook de locatie van de ogen en de mond veranderd het hele gezicht.
Als de ogen te ver uit elkaar staan ziet het personage er een beetje dom of verward uit.
Bijvoorbeeld: Oortjes of kleine tanden, misschien ook accessoires zoals een strikje, mutsje…
Maar geef niet te veel details, kawaii blijft simpel.
Je gaat verder met je pastelkleurenblad van de helderheidsopdracht.
Je gaat nu van die zachte vormen echte Kawaii-gezichten maken.
je blad met pastelvormen
een dun zwart stiftje
een rode pastelkleur (verf of kleurpotlood)
Heb je je vormpjes nog niet gekleurd? Doe dat eerst.
Gebruik zachte, lichte pastelkleuren.
Vul een blad met wolkjes, cirkels of andere ronde vormen.
Laat dit goed drogen.
Een Kawaii-gezichtje is eenvoudig:
Teken twee ogen en een mond op één denkbeeldige lijn.
Zet de ogen niet te ver uit elkaar, anders verdwijnt het schattige effect.
Je mag ook wenkbrauwen toevoegen.
Teken aan beide kanten van de ogen een kleine rode vlek om de wangen aan te duiden.
Wil je dat je personage ergens naartoe kijkt?
Teken de ogen dan niet in het midden, maar wat meer naar één kant van de vorm.
Wist je dat wenkbrauwen veel uitdrukking geven?
Kijk maar: met dezelfde ogen en mond, maar andere wenkbrauwen, krijg je drie heel verschillende gezichten.
Probeer dit zelf uit op je blad.
Let goed op hoe kleine veranderingen in de tekening de uitdrukking en het gevoel helemaal kunnen veranderen.
Kijk naar de gezichten die je hebt gemaakt.
Wat valt je op? Welke gezichten lijken vrolijk, verbaasd of boos?
Hoe komt dat, denk je? Wat veranderde er als je de wenkbrauwen of mond anders tekende?
Welke gezichten vind jij het meest geslaagd en waarom?
Bespreek dit kort in de klas of met een klasgenoot.